Jean Nelissen (1937) is bekend bij alle wielerliefhebbers. Hij schreef 26 boeken en bracht via de televisie het wielrennen in vrijwel iedere huiskamer. Het duo Nelissen – Smeets (of is het Smeets – Nelissen?) blijft onverbrekelijk verbonden met de historie van het naoorlogse cyclisme. Hoewel beiden zowel voor- als tegenstanders hebben, maken zij samen met Jan Cottaar en Theo Koomen deel uit van het rijtje illustere wielerreporters.
Wat kan er nog over Jean Nelissen geschreven worden, dat daarvoor nog niet op papier is gezet? Niets! Maar toch bezochten we hem in Maastricht om hem persoonlijk een aantal vragen te stellen en hem in de ogen te kijken. De aloude verhalen (zijn liefde voor een goed glas) en de recente verhalen (zijn fysieke aftakeling en zijn huidige sociale problemen) zijn bekend, maar gaan soms ook een eigen leven leiden.
Wij ontmoetten een montere en scherpe man , die nog heel goed weet waarover hij spreekt. Er zijn mensen van zeventig jaar die er beter aan toe zijn, maar er zijn nog veel meer zeventigers in slechtere toestand. Laat dat het uitgangspunt zijn van het hierna volgende relaas, want dan laten we Jean in zijn waarde en dat verdient hij.
Het zou al te gemakkelijk zijn om hem af te schilderen als een ‘mens in verval’, want wij hebben een prettig en onderhoudend mens gesproken die letterlijk en figuurlijk geschiedenis heeft geschreven. Laten we dat niet vergeten.
We schrijven Jean op 13 oktober j.l. een brief om een afspraak te maken voor een verhaal in Wielerexpress 2008. We bellen daarna diverse malen, via een door Rini Wagtmans verkregen telefoonnummer, maar krijgen geen gehoor. Via Fred Rompelberg, een goede vriend van Jean, krijgen we het juiste telefoonnummer, maar ook daarop wordt niet gereageerd. Dan gaat de telefoon op 4 december. Het is Jean Nelissen. Hij heeft de brief gevonden tussen zijn post. We maken een afspraak en gaan samen met dorpsgenoot en fervent fotograaf Pieter Siemers (jonge wielerveteraan en neefje van Peter Post), naar Maastricht. De afspraak is in café Brands tegenover het station. We hebben enkele grote Davidoff sigaren in een koker en een fles Ketel I in cadeauverpakking meegebracht om daarmee de juiste sfeer te scheppen voor een goed gesprek.
Als we aankomen zit Jean daar al in gezelschap van Hans Maaskant en Pascal de Beaumont. Pascal is een musicus ( zie www.fanclub-the-eyes.eu) en Hans komt uit de journalistieke wereld. Beiden hebben een bepaalde (mantel)zorg op zich genomen wat betreft het sociale leven van Jean Nelissen. Met name Hans kan beschouwd worden als zijn persoonlijke manager. Zij – en nog andere wielervrienden – koesteren Jean en behoeden hem voor valkuilen tijdens zijn huidige bestaan.
Het doet ons denken aan de uitspraak van Koos Tacx, die in de editie 2003 de volgende wijze woorden sprak: ‘Er zijn mensen – in dit geval betrof het Fedor den Hertog – die als ze zonder drinken in de woestijn verdwaald raken, altijd wel een Arabier tegenkomen die hen het laatste beetje drinken geeft.’
Jean nipt aan een jenevertje met daarbij een biertje, dus een zogenaamde ‘kopstoot’. Wij besluiten om mee te doen en het ritueel van het vullen der glazen zal zich nog diverse malen herhalen, zonder dat daarbij de scherpte van het gesprek verloren gaat.
Jean oogt broos en breekbaar en heeft opvallend kleine handen, terwijl bij het ouder worden juist de handen knokiger en groter lijken te worden. Zijn haardos is nog steeds overweldigend en iets om jaloers op te zijn. De tanden, met name het ondergebit, zijn gesigneerd door nicotine. De oogopslag is open, maar ook enigszins star en altijd in ‘de verte starend’ en hij loopt schuifelend. Opvallend is de vibratie in z’n rechterarm, die hij wellicht daardoor soms ‘onder tafel verstopt’. Het gehele profiel doet ons denken aan de verschijnselen van de Ziekte van Parkinson, maar wij willen niet rechtstreeks daarnaar vragen. Het ouder worden gaat immers voor iedereen gepaard met mankementen en Jean vormt daar geen uitzondering op. Dat proces is onomkeerbaar, hoewel het bij de een sneller gaat dan bij de ander. Jean oogt fysiek als een zeventiger, wat hij ook is en geeft beslist niet de indruk een uitgerangeerd mens te zijn. Integendeel zelfs, want zijn geheugen blijkt nog formidabel te zijn en zijn stem heeft nog een daadkrachtige ondertoon. Veel van zijn leeftijdgenoten zijn er slechter aan toe, hoewel die nooit hebben gerookt en alleen maar jus d’orange hebben gedronken.
Jean woonde ooit op een heus kasteel en is nu gehuisvest in een klein appartement. Zo kan het leven nu eenmaal lopen. Als we in de loop van het gesprek heel subtiel naar de redenen informeren, gaan de ogen van Jean flikkeren en sluit hij verder de mond. Dus wat dit onderwerp betreft zijn er geen ‘onthullingen’.
Lees verder van blz. 82 tot en met blz. 91 in Wielerexpress 2008.