Als je, althans ik, met mensen praat in een gezellige ambiance, dan laat je daarbij wel eens een ‘koosnaampje’ vallen, zoals ouwe rukker, ouwe pakhaas, lapzwans, of iets soortgelijks. De term “lapzwans”gebruikte ik gekscherend bij een ontmoeting met Frank van Veenendaal, hoofdbestuurslid van de KNWU. Het was tijdens het Grote Wielergala in ’s Hertogenbosch, waar de Renner van het Jaar wordt verkozen. Het mooie woord Lapzwans is er de oorzaak van dat het aanvankelijk afgesproken interview met bovengenoemd KNWU-bestuurslid niet op de volgende pagina’s is te lezen. Een toelichting lijkt mij op zijn plaats.
Frank van Veenendaal (40) is in diverse edities van Wielerexpress als wielrenner nadrukkelijk in beeld geweest. De reden daarvan is dat hij een renner was, waarvoor ik respect heb. Altijd in de aanval en gezegend met het vermogen om heel hard te fietsen. Hij behoorde tot de top van het internationale amateurpeloton. Echter, dit leidde als beroepsrenner slechts tot een ‘broek/shirt’ contractje bij een Belgisch ploegje en dat betekende het einde van de renner Frank van Veenendaal. De redenen dat hij geen contract kreeg bij bijvoorbeeld een ploeg als Raleigh zijn mij inmiddels bekend, maar het zou niet correct zijn daar dieper op in te gaan. Kortom, Frank sprak mij aan als coureur, maar heeft zijn beloften nooit kunnen waarmaken. Zo gaat het overigens met het merendeel van de talentvolle renners en iedere coureur heeft daarvoor zijn eigen redenen en oorzaken. Beroepsrenner worden is namelijk meer dan alleen maar hard fietsen.
Frank kom ik nog regelmatig tegen tijdens clubritjes op Sloten. Hij woont in Lemmer en rijdt dan, volgens eigen zeggen, binnen een uur naar Sloten om te koersen. Kortom, de wielrenner in hem is nog steeds aanwezig, zij het op volstrekt anoniem niveau. Met Frank sprak ik na afloop van zo’n clubrit wel eens over bijvoorbeeld het KNWU-beleid, of andere onderwerpen binnen het cyclisme. Opvallend daarbij was dat hij tijdens zo’n gesprek verbaal niet echt diep op de materie inging, maar met een pokerface sommige onderwerpen met heel cynische opmerkingen analyseerde. Persoonlijk ben ik daar wel van gecharmeerd, maar nimmer kon ik ontdekken dat hij een bepaalde visie heeft, ofwel kan debatteren over belangrijke onderwerpen. Het bleef veelal bij een oneliner met een mooie onderkoelde, spottende ondertoon. Daar is overigens niets mis mee en als hij als Teammanager (of zoiets) met een KNWU-damesteam naar het buitenland gaat en mij daarna vertelt dat deze functie volstrekt overbodig is, dan pleit dat in zijn voordeel.
In het afgelopen jaar werd het tijdperk Joop Atsma afgesloten en vond er binnen de KNWU een ware organisatorische revolutie plaats De districten zouden een grote bestuurlijke zelfstandigheid toegewezen krijgen, althans dat was de bedoeling. Wel of niet goed, is niet direct in deze beschouwing aan de orde. Het hoofdbestuur werd teruggebracht van twaalf tot vijf personen en van dit afgeslankte bestuur maakt ook Frank van Veenendaal deel uit. Omdat ik Frank nog nooit op een echt zinnige beleidsmatige opmerking heb kunnen betrappen, nodigde ik hem uit om in Wielerexpress zijn visie op het KNWU-beleid weer te geven. Dat gesprek vond echter niet plaats en dat is voor mij een reden om dieper op de materie in te gaan. Ieder hoofdbestuurslid heeft volgens mij namelijk zijn verantwoordelijkheden en daartoe behoort ook het omgaan met de media.
In mijn functie van secretaris van HSV de Kampioen bezocht ik trouw de diverse uitgeschreven districtsvergaderingen, want op basis daarvan kun je als vereniging een bepaald beleid uitzetten. De bedoeling van de ‘Bestuurlijke vernieuwing KNWU’ was, volgens de uitleg van districtsvoorzitter Herman Sterken, om de elf districten terug te brengen naar maximaal vijf met daarbij een goede administratieve en organisatorische ondersteuning vanuit het Uniebureau. Uitgangspunt was dat de districten niet meer gebonden zouden zijn aan allerlei regels, maar – binnen de normaal geldende reglementaire afspraken – meer zelf zouden kunnen beslissen. Kortom, niet alles zou meer vanuit het KNWU-bureau worden opgelegd of gedirigeerd. Er zouden vier of vijf districten ontstaan met een eigen identiteit en eigen bevoegdheden. Een nobel streven, want de wielersport in Limburg verschilt met bijvoorbeeld die in Noord-Holland. Binnen de starre, maar logische besluitvorming van alle KNWU-reglementen zou hierdoor de mogelijkheid ontstaan dat ieder district vrijheid van handelen zou verwerven zonder dat hierbij van anarchie sprake zou zijn. Een goed initiatief dat volstrekt haaks staat op de regententijd van weleer, waarbij alles van bovenaf werd gedirigeerd. Natuurlijk is zo’n proces van zelfbestuur per district een traject met valkuilen, maar het uitgangspunt van een aantal
wielerrepublieken (districten) in Nederland met een bepaalde vorm van autonomie, ofwel het zelf beslissen in wielertechnische zaken, sprak mij wel aan. Toen gebeurde echter het onvermijdelijke:
de discussie tussen de districten onderling barstte in alle hevigheid los.
De ‘haantjes’ stonden op en er ontstond een stammenoorlog.Ieder district wilde het belangrijkste zijn. Dat is waarschijnlijk de reden dat dit goede voorstel in een la is verdwenen. Feit blijft wel dat van het voormalige veelkoppige hoofdbestuur er een aantal leden is verbannen naar de achterbanken van het theater. Sommigen hebben daar moeite mee, maar anderen leggen zich neer bij de onvermijdelijke ‘vernieuwingen’ . Een fascinerend proces, waarbij eigen ego’s ( ‘Ben ik nog wel belangrijk?’) soms een cruciale rol spelen. Uiteindelijk is er van die ‘Bestuurlijke Vernieuwing KNWU’ nog niets terechtgekomen, laat staan van het ‘Plan van aanpak’ om de licentiehouders opnieuw in te delen.
Ook hiervoor was een stuurgroep opgericht, maar die is uiteindelijk met al zijn conclusies het bos in gestuurd. Kortom, van alle mooie KNWU-plannen is tot op heden niets terechtgekomen, maar de wielerwereld draait uiteraard gewoon door.
Er volgt een rapport vanuit het Hoofdbestuur van zes A-4tjes dat ik minstens vijfmaal doorgelezen heb om daarna tot de conclusie te komen, dat ik nog nooit grotere wartaal onder ogen heb gehad. Nergens een samenvatting van feiten of conclusies, maar alleen maar een zeer gedetailleerde en onsamenhangende opsomming van illusies, verlangens en wensen.
Enkele citaten
“Voorafgaande aan en tijdens het Congres van 16 december 2006 is het proces van de bestuurlijke organisatie zeer uitgebreid onderwerp van discussie geweest. Besluitvorming in het Congres heeft er toe geleid dat de voorstellen ten aanzien van wijzigingen in de structuur uit het rapport van de Stuurgroep BO onder leiding van Johan Oegema niet meer leidend zijn voor het vervolg van het proces. De doelstelling van de voorstellen van de stuurgroep wordt gedeeld, maar er zal in het vervolg meer aandacht worden gegeven aan de inhoudelijke en cultuuraspecten van de bestuurlijke samenwerking binnen de KNWU.
Als Hoofdbestuur hebben we een analyse gemaakt van de punten die ons inziens met voorrang zullen moeten worden aangepakt om te komen tot een sterkere bestuurlijke organisatie van de KNWU. Hamvraag daarbij is hoe de verenigingen en districten versterkt kunnen worden. In onze analyse hebben we ons dan ook nadrukkelijk laten leiden door het ‘van onder naar boven’ denken en willen we het regionale bestuur versterken. Het met – een mooi woord – principe van subsidiariteit (centraal wat moet en decentraal wat kan) is ook voor ons leiden in de vervolgstappen van bestuurlijke vernieuwing. Dit betekent tevens dat een aantal andere voorstellen voor verbetering van de bestuurlijke organisatie – zoals bijvoorbeeld de opschaling van de districten en afdelingen tot gewesten, de samenvoeging van afdelingen en districten en de herziene samenstelling van het congres – nadrukkelijk door het hoofdbestuur niet verder worden uitgewerkt in de verdere voorstellen tot bestuurlijke vernieuwing.
Dit is volkomen onleesbaar en dan te bedenken dat het slechts tien procent is van hele rapport.
Er vertrekken 125 renners, de wind staat op de kant en het peloton valt in groepen uiteen. Dat is het decor op een zomerse zaterdagmiddag in juli 2007 op het wielerparkoers van Sloten (WVA Amsterdam). Ikzelf overleef binnen het terminale veteranenpeloton (alles vertrekt together) de slijtageslag en kan na afloop zelfs nog een prijsje (3 euro) bij voorzitter Hans van der Sloot ophalen. Totaal onbelangrijk, maar na de koers ontmoet ik Frank van Veenendaal. Hij is en blijft een ware liefhebber. Zijn supporter en souffleur Wim Faber is deze dag eveneens aanwezig. We maken een praatje en juist die gesprekjes na afloop zijn voor mij belangrijker dan het ‘hardfietsen’, want dat stadium ben ik al voorbij.
Frank komt kwiek onder de douche vandaan. Hij rijdt – met zeer weinig trainingskilometers – op Sloten nog steeds mee in de frontlinie van het peloton. Dat komt door zijn natuurlijke aanleg en die kan tot op zeker niveau een tekort aan training camoufleren. We keuvelen wat en drinken een biertje. Ik confronteer hem met het bericht dat Theo Hoex niet langer directeur is van het KNWU-Bureau. Theo heb ik leren kennen als een formele, ietwat stijve en vooral bureaucratische man met een aandoenlijke charme. Een echte CDA-er, maar wat is daar verkeerd mee? Als ik zeg: ‘Goh Frank, Theo Hoex gaat weg’, is zijn reactie veelzeggend: ‘Ach jammer nou.’ De ondertoon van zijn uitspraak heeft echter een dodelijke lading aan cynisme en zegt mij genoeg. Ik laat daarom dit gespreksonderwerp verder rusten. Ik praat wel door met hem over zijn functie als bestuurslid van de KNWU en stel voor om daar eens een ‘verhaaltje’ over te maken in Wielerexpress. Hij reageert behoedzaam en zijn blik wordt donker. “Wat wil je dan weten?” is zijn wedervraag. Ik geef een uiteenzetting van mijn te verwachten kritische vraagstelling en die luidt als volgt:
‘Frank, ik heb je nog nooit kunnen betrappen op enige visie, of andere vorm van betrokkenheid bij vrijwilligerswerk. Je hebt een zeer drukke baan binnen de ICT, je wilt ook nog zelf fietsen
en je kinderen die elders wonen met je vrouw claimen ook hun ‘bezoekrecht’.
Hoe kun je dan goed functioneren als hoofdbestuurslid van de KNWU? Wat mag ik – en andere licentiehouders – van jou verwachten als hoofdbestuurder. Wiens belangen dien jij? Ben je een echte bestuurder, of een omhoog gevallen manager? Ben je een bobo? Kortom, vertel je verhaal maar...
Ik maak met Frank duidelijk de afspraak dat hij mijn kritische vragen kan pareren en dat het uiteindelijk een positief verhaal moet worden, maar daar moet hij zelf invulling aan geven. Hij krijgt inzage in het uiteindelijke verhaal en daarin kan hij correcties en aanpassingen aanbrengen. Het staat hem zelfs vrij om te weigeren dat het interview geplaatst wordt.
We maken een afspraak voor vrijdag 2 november en op donderdagavond belt Frank op: ‘Ik ben verhinderd’. We verleggen de afspraak naar vrijdag 16 november en op donderdagavond belt Frank wederom op: ‘Ik ben verhinderd’. Dan stel ik voor dat hij zelf een aantal opties geeft voor een nieuwe datum. Hij reageert niet. Ik schrap het verhaal uit mijn gedachten, maar dan ontmoeten we elkaar op maandag 26 november bij het Wielergala in ’s Hertogenbosch...
Sinds een aantal jaren behoor ik als genodigde – en dat is een wisselend voorrecht – tot de Tafel van Tien van Tacx bij het Wielergala (Verkiezing Renner van het Jaar) in ’s Hertogenbosch. In het voortraject loopt iedereen belangrijk te doen, maar dat hoort bij het spel.
Jan van Dijk heeft mij ’s morgens opgehaald en brengt mij ook weer thuis. Ik kan me dus veroorloven om een extra wijntje te drinken. Frank van Veenendaal komt even langs lopen. Hij ziet er goed en gesoigneerd uit. Ik herinner hem aan mijn mail en verwijt hem dat hij geen nieuwe afspraak heeft gemaakt. Het gelaat van Frank oogt somber. “Kan jij op 16 december?” is zijn wedervraag. Ik ben daar niet gelukkig mee, maar ga akkoord. Ik ben vanaf de zomer 2007 bezig om met Frank een goed gesprek te hebben en nou wordt het uiteindelijk 16 december. De deadline nadert...
Bart Brentjens – eveneens een genodigde aan de Tacxtafel – beluistert en observeert alles vanonder een glimmende oogopslag. Eigenlijk is hij deze avond een verdwaalde tussen de prehistorische wielericonen. In vroeger jaren zou hij hier genomineerd zijn en daardoor tot de genodigden behoren, nu is hij aanwezig als gast van Koos Tacx. Alles is vergankelijk. Het gevolg is wel dat hij aan een tafel zit, waar het gesprek regelmatig stilvalt omdat er sprake is van een generatiekloof.
Henny Marinus bijvoorbeeld verhaalt geestdriftig over al zijn prestaties uit het verleden en dat blijft iedere keer weer een mooi ‘evangelie’, maar niet iedereen luistert meer. Ik kijk begrijpend naar een soms geeuwende Bart en hij komt, mijn soms luchtledige verhalen beluisterend, vanaf de overkant naast mij zitten. Hij oogt nog jeugdig, maar de naderende ouderdom is onomkeerbaar. De gesprekken gaan soms diep (Lieske, Teun van Vliet etc), maar de sfeer wordt rondom losser en het is toegestaan dat men van tafel naar tafel loopt. Ik schenk nog een glas in en Frank van Veenendaal, rondlopend, neemt inmiddels deel aan het gesprek. Verderop zie ik een tafel met onder andere Robert Gesink. Hij is gekroond tot Belofte van het Jaar en enkele weken vóór dit Wielergala heb ik hem nog bezocht (zie elders). Hij zou nog digitale foto’s opsturen van de boerderij. Zal ik het hem vragen? Neen!
Onderwijl praat ik verder met Bart. Daarbij vel ik gekscherend een oordeel over KNWU-bestuurders.
Juist ik heb in het verleden heel positieve ervaringen met hen gemaakt. Ik heb destijds bijgedragen aan het tot stand brengen van de nog steeds legendarische categorie Liefhebbers en de anonieme ritjes in mijn Ouwe Eend in de jaren zeventig in het avondduister naar het Uniebureau in Woerden zal ik altijd blijven koesteren. Jaarlijks ontmoet ik een of meerdere malen Harry van Gestel, hij was een bestuursgigant uit die tijd en wederzijds respect regeert nog steeds.
Ik gebruik gekscherend – verwijzend naar Frank – de term Lapzwansen. Dit zou later voor Frank de reden zijn om de reeds gemaakte afspraak te annuleren.
Volgens mij moet een KNWU-vertegenwoordiger altijd bereid zijn om te incasseren. Frank reageert helaas als een padvinder die voor het eerst een kikker hoort kwaken. Hij wil – naar hij zegt – niet in de belangstelling staan en achter de schermen werken. Dat is zijn goed recht, maar vertoon je dan niet op allerlei manifestaties, zoals het Wielergala, blijf dan gewoon thuis en werk aan een goed Beleidsplan Bestuurlijke vernieuwing KNWU.
Het was interessant geweest als Frank van Veenendaal op deze pagina’s het beleid van de KNWU had toegelicht.Waarschijnlijk gaat hij bij voorbaat een kritische vraagstelling mijnerzijds uit de weg en ontloopt daarmee de discussie. Dat is een teken van zwakte, want hij heeft te allen tijde het recht om een gemaakt interview af te keuren. Nog nooit in de dertig jaar dat Wielerexpress verschijnt, heb ik het vertouwen van mensen (inmiddels meer dan 150) die bereid waren hun verhaal te doen, beschaamd.
Gedeeltelijke overname uit de e-mail van Frank van Veenendaal na het Wielergala van 26 november 2007
Na de bijeenkomst van de verkiezing Renner van het Jaar op afgelopen maandag heb ik besloten niet beschikbaar te zijn voor een interview in Wielerexpress. De reden hiervoor is dat ik tijdens deze avond door een aantal gesprekken met jou en met name jouw tafelgenoten tot de ontdekking kwam dat je zeer vooringenomen bent met betrekking tot bestuurders, of in jouw woorden ‘lapzwansen’. Dit was voor mij aanleiding te heroverwegen of het nou zo verstandig is om mij te laten doorzagen in jouw boekje. Ik ben van mening dat vooringenomenheid nooit tot een verhaal kan leiden waarin werkelijkheid recht en eer wordt aangedaan. Ik vertrouw erop dat je na het lezen van deze toelichting begrijpt dat ik er geen behoefte aan heb om als bestuurder te worden neergezet als een lapzwans.
Ik zie je weer op Sloten...
Soms krijgt een mens, vooral bij het ouder worden, heimwee naar tijden van weleer. Een paar jaar geleden hadden we het genoegen om een interview te plaatsen met Mr.Van Ballegoijen de Jong, een van de grootste regenten uit de bestuurlijke historie van de KNWU. Wat zou die man geschaterd hebben en me ook nog gelijk gegeven hebben, als ik tijdens het voorgesprek gezegd zou hebben: ‘Ja maar, eigenlijk waren jullie toch allemaal lapzwansen’.
Lees verder van blz. 68 tot en met blz. 72 in Wielerexpress 2008.
Mijn sterkste herinnering aan v. V. was echter de Ronde van Vijfhuizen.
Daags ervoor had Frank de laatste etappe van de Vredeskoers gewonnen, welke beelden zelfs de vaderlandse buis haalden. Frank kwam daar alleen aan.
Zo ook in de Ronde van Vijfhuizen, al na 3 ronden sprong er een renner weg waarvan we pas ronden later de naam vernamen. Dat sloeg het volledige peloton dat uit de beste criteriumratten uit de omgeving bestond, volledig lam.
En ik reed zelf niet lekker want mijn voorderailleur tikte tegen m'n rechtercrank, bloedirritant. Zo irritant dat ik bij de bel v.d. laatste ronde wegsprintte uit het verbijsterde peloton. En Frank op enkele tientallen meters naderde: 'tweedst' wordend. Maar dat was voldoende om handtekeningen te moeten zetten omdat v. Veenendaal onvindbaar was. Ik heb er een paar als Frank getekend, moet je er maar bij blijven denkend.
En Frank? Die zat ergens 'in een huissie': alleen waarschijnlijk.
Remco Baggelaar uit Amsterdam (27-07-13)